Ze zitten met z’n tweeën aan tafel op me te wachten. Op het oog lijken ze wel 65, maar ze blijken de 50 nog maar net voorbij. Hij kijkt me aan met droeve ogen en een gekromde houding. Zij oogt bleek en kwetsbaar, donkere ogen en een mager lijf. En toch, de ogen stralen als ze elkaar aan kijken, ze zijn nog verliefd op elkaar, wat mooi om te zien.
“Als je er niet mee eens bent, dan donder je maar op”.
Hij steekt van wal, zijn leven lang hebben zijn ouders de scepter gezwaaid over de boerderij en over hem. Vaders wil was wet. Pas op zijn sterfbed had vader de boerderij overgedragen aan hem. Tot aan die tijd, wist vader altijd feilloos hem het zwijgen op te leggen: “Als je er niet mee eens bent, dan donder je maar op”.
Nu was vader dus overleden en moeder verhuist naar een verzorgingstehuis. Moeder bezoeken deed hij niet, hij kon het niet op brengen. Haar woorden galmden nog na in zijn hoofd, “ie bint gin goeie boer en zult det ok nooit wun”. Nee, hij was blij dat ze vertrokken was, eindelijk was hij vrij. Maar, waar deed hij het nu nog voor, geen van de kinderen wilde het bedrijf overnemen en zijn vrouw was chronisch ziek.
“Als ik maar een opvolger had, als mijn vrouw maar niet ziek zou zijn…….”, Ik stel de vraag, hoe het leven er uit zou zien met een gezonde vrouw en een opvolger. “Dan had ik een maatje, iemand om mee te praten over het werk op de boerderij.” Verbaasd reageer ik, “je hebt toch een maatje, hier in huis?” Zowel hij als zij begint te huilen. “Ze interesseert zich niet voor de boerderij, ze komt nooit een keer kijken, ze heeft genoeg aan haar ziekte, ik wil haar er niet mee belasten?” Ik kijk naar de andere hoek van de tafel, huilend zegt ze, “ik ben wel geïnteresseerd in de boerderij, ik vind het zelfs heel mooi, maar hoe denk je dat het voor mij is, om jaar na jaar van mijn schoonouders te horen te krijgen, dat ik me er niet mee moet bemoeien, ik heb me er voor afgesloten”.
“Ze wilden elkaar niet kwetsen en daardoor kwetsten ze elkaar, des te meer.”
Ik hoef niets meer te zeggen. Hoofd schuddend, met tranen in de liefdevolle ogen, kijken ze elkaar aan. Ze wilden elkaar niet kwetsen en daardoor kwetsten ze elkaar, des te meer.
Onlangs sprak ik ze opnieuw. Ze vertelden dat ze voor het eerst, sinds jaren, weer écht praten met elkaar. Niet alleen over de boerderij, maar ook over hun gevoelens en liefde voor elkaar, hun zorgen over de toekomst van elkaar. Wederom met tranen in de ogen, ditmaal van blijdschap.