Het bedrijf heeft altijd goed gelopen, zowel technisch als financieel behoorde hij bij de top. En nu is er ineens twijfel. Hij slaapt er zelfs slecht van.
En als hij al slaapt, is het wel het alarm van de melkrobot wat hem wakker belt of een kalvende koe, die hem de wekker vroeg doet zetten. Voorheen had hij daar nooit moeite mee, hij genoot zelfs van de frisse lucht en de stilte van het nachtelijke wandelingetje over het erf.
“Zelfs op het buurtfeest begon iemand tegen hem over het fosfaatplafond”.
Het gekke was, dat hij zich ineens ook ging ergeren aan de maatschappij, die een steeds duidelijker mening leek te hebben over de agrarische sector. Hij had altijd geroepen, dat dat slechts zou gaan om een handjevol mensen. Nu ineens leek het wel alsof je ze overal tegenkwam. Zelfs op het buurtfeest begon iemand tegen hem over het fosfaatplafond.
En dan die adviseurs, vroeger had je een vast contactpersoon, die wist van de hoed en de rand. Nu wisselden ze nog vaker, dan dat hij van onderbroek wisselde. “Ze zijn drukker met zichzelf, dan dat ze zich zorgen maken over mijn bedrijf!” Laatst had hij er nog één van het erf gejaagd. Die had hem gevraagd, waar hij over 5 jaar dacht te staan. “Wat denkt die vent wel niet, alsof je tegenwoordig nog iets te zeggen hebt over je bedrijf”.
“Hij blikt terug en herinnert zich het moment dat hij in paniek raakte. Het was het moment dat de melkprijzen omlaag schoten”.
Daar zit hij dan, met slechts 1 vraag, doorgaan of stoppen? Is dat wat er werkelijk speelt, gaat het om een antwoord op die vraag? Of is het slechts een drijfplankje, dat er voor zorgt dat hij kan blijven dobberen. Dat voorkomt dat hij onder water hoeft te kijken?
Hij blikt terug en herinnert zich het moment dat hij in paniek raakte. Het was het moment dat de melkprijzen omlaag schoten, zo’n drie jaar geleden. Dat kende hij niet, hij was gewend aan een redelijk stabiel inkomen. Hij had een jaar later bij de bank aangeklopt en aangegeven dat de aflossing wellicht een tijdje stop gezet moest worden. De bank had er vraagtekens bij gezet en wilde in gesprek. Dat had hij nog niet eerder mee gemaakt. Daar bovenop kwam de grote klapper. De overheid, die hem verplichtte om een deel van zijn veestapel af te stoten, vanwege het fosfaatreductieplan. Hij kon het niet geloven, hij had immers niets gedaan wat niet mocht. Had volledig binnen de regels gehandeld.
“Het verschil met betere tijden begint langzaam te dagen: ‘Gevoel van controle’”.
Het verschil met betere tijden begint langzaam te dagen: ‘Gevoel van controle’. Het gevoel dat buitenstaanders aan de knoppen van zijn bedrijf zitten te draaien, heeft hem aan het wankelen gebracht. Geen controle meer over de inkomsten, geen controle meer over het aantal koeien in zijn stal. Hij staat niet meer aan het stuur van zijn eigen toko.
Hij rouwt om het verlies van controle. Het rouwproces gaat gepaard met alle emoties die erbij horen; boosheid, wantrouwen, onzekerheid en verdriet. Zal het hem lukken om dit rouwproces om te zetten in nieuwe zingeving? Zal het hem lukken om zijn ondernemerschap weer te gaan benutten door zich te richten op datgene waar hij wel invloed op heeft? Het antwoord zal zijn keuze bepalen, al het overige is slechts een drijfplankje, wat hij kan gebruiken als overlap naar het moment dat hij weer op eigen kracht zal zwemmen.