Er was eens een boerin. Ze zorgde goed voor zichzelf, voor haar gezin en voor haar bedrijf. Regelmatig had ze ruimte in haar agenda en dan bracht ze een bezoek aan haar ouders, buren of vriendinnen. Twee keer per week trok ze er op uit om te gaan joggen door het mooie natuurgebied, bij haar in de buurt. Doordat de kinderen zelfstandiger geworden waren, had ze besloten om een studie milieukunde op te pakken.
Ze had zich nooit zo verdiept in het milieu. Toen ze nog kind was, had ze geleerd dat milieu een vloekwoord was. Want het woord milieu stond gelijk aan het woord geld. Milieu kostte geld en daar zat de agrarische sector niet op te wachten. Haar ouders vonden het gedoe over stikstof maar onzin, “laat ze natuur aanleggen op één plek in Nederland en alle andere stukjes opheffen. Dan kan de sector weer doen wat ze willen”.
De studie milieukunde bracht haar toch aan het twijfelen over deze woorden. Het was algemeen bekend dat boerderijkinderen gezonder zijn dan stadskinderen en tegelijkertijd kwamen er steeds minder boerderijkinderen. Het zou toch mooi zijn dat kinderen niet 200 kilometer hoefden te reizen om de natuur op te snuiven.
Ze bedacht een plan; Als ik nu eens wijze ruimdenkende mensen uit alle takken in de agrarische sector met elkaar laat nadenken. Over het creëren van harmonie tussen de landbouw en het milieu. Mensen die bereid zijn om over het grote geheel na te denken, die bereid zijn om verantwoordelijkheid te dragen.
“Wat zou het mooi zijn als we, samen met alle Nederlanders, een bijdrage kunnen leveren aan de toekomst van onze kinderen. Zodat de kinderen van onze kinderen nog steeds kunnen zien, ruiken, horen, proeven en voelen wat de natuur ze te bieden heeft.”
Als we nu toch eens het milieu niet als vloekwoord, maar als toverwoord gaan zien. Als we de politiek niet zouden zien als vijand, maar als bondgenoot. Als we de maatschappij niet zouden zien als bedreiging, maar als vriend van het mooie boerenleven. Wat zou het mooi zijn als we, samen met alle Nederlanders, een bijdrage kunnen leveren aan de toekomst van onze kinderen. Zodat de kinderen van onze kinderen nog steeds kunnen zien, ruiken, horen, proeven en voelen wat de natuur ze te bieden heeft.
“De agrarische sector ging de geschiedenisboeken in, als dé sector, die bereid was om vanuit eigen verantwoordelijkheid keuzes te maken”
En zo geschiede, ze bracht de mensen bij elkaar. De wijze mensen maakten samen een plan, waaruit een win-winsituatie ontstond voor mens, dier en milieu. Het plan was gericht op de lange termijn. Het betekende voor sommige Nederlanders flink slikken voor de korte termijn, maar ze hadden een hoger doel. Daardoor was een ieder bereid om de pijn samen te dragen.
De agrarische sector ging de geschiedenisboeken in, als dé sector, die bereid was om vanuit eigen verantwoordelijkheid keuzes te maken. Een sector die niet met de vinger wijst, maar de hand heeft gereikt om samen met alle Nederlanders een gezonde toekomst te creëren. Niet alleen voor het eigen welzijn, maar voor het welzijn van alle generaties die hen zouden overstijgen.
En de boerin…… ze leefde nog lang en gelukkig.